Het schip kwam in 1778 (de bouw duurde 6 jaar) in dienst als linieschip van het eerste charter. Het schip had 850 opvarenden en 102 gietijzeren kanons en carronades aan boord die op drie dekken stonden opgesteld. Tezamen konden zij 500 kg ijzer in één salvo meer dan een halve zeemijl ver schieten. Daarbij verbruikten de kanonniers 200 kg kruit. Op die afstand sloeg een projectiel uit het zwaarste kanon (32 ponder) nog altijd een gat in eikenhout van 60 cm dik.
De kiel is van iepehout terwijl de romp uit eik bestaat. De masten zijn driedelig en gemaakt uit sparrehout omdat dit flexibel is. Alleen al voor de constructie van de zware spanten en dubbele huidbeplanking had men 2500 volwassen bomen van een eeuw oud nodig. Het schip kan in totaal 5468 m² zeildoek voeren en de lengte van de tuigage bedraagt bijna 42 km. Midscheeps staat er een dubbele kaapstander waarin 260 man draaibomen van essehout als spaken in de kop van de gangspil staken om zo de twee ankers van elk bijna vijf ton te lichten bij vertrek.
Bij slecht weer stonden 150 mannen aan de pompen te zwoegen om 120 ton water per uur uit de romp te verwijderen.